Versterven

In 1996 werd, nadat een 62-jarige patiënt uit verpleeghuis Blauwbörgje in Groningen bij opname in een ziekenhuis uitgedroogd bleek te zijn, voor het eerst gesproken over versterven. Versterven is namelijk een synoniem voor uitdrogen. In deze notitie willen we kort aangeven hoe we hier tegenaan kijken.

De vormen van versterven

Natuurlijk versterven

Versterven kan worden omschreven als het natuurlijke proces van uitdrogen in de laatste levensfase. De stervende patiënt gaat steeds minder eten en drinken, omdat het lichaam daaraan geen behoefte meer heeft. Het lichaam droogt vervolgens uit, de patiënt wordt steeds suffer en slaapt tenslotte in. Dit is een gebruikelijke wijze van sterven die veelvuldig voorkomt. Wanneer versterven op deze wijze wordt omschreven, roept dit in het algemeen geen vragen. Hooguit de vraag of iemand misschien nog kunstmatig gevoed moet worden, bijvoorbeeld door middel van een voedingssonde of infuus.

Bewust versterven

Versterven kan ook omschreven worden als een wijze van sterven, waarvoor bewust wordt gekozen. Sommige artsen en organisaties wijzen namelijk op deze mogelijkheid, wanneer bijvoorbeeld de patiënt een huisarts heeft die niet wil meewerken aan euthanasie. In dat geval kan de patiënt besluiten om te stoppen met eten en te drinken, waarbij hij of zij spoedig door uitdroging zal overlijden. Het zal duidelijk zijn dat deze wijze van versterven meer vragen oproept, dan de eerder genoemde vorm van versterven.

Te weinig zorg

Versterven roept ook vragen op wanneer de uitdroging van de patiënt een gevolg is van onvoldoende zorg, bijvoorbeeld wanneer er te weinig tijd is om hem of haar voeding te geven. Ook die situaties komen voor.

De beoordeling van versterven

Natuurlijk versterven

Wanneer een ernstig zieke of hoogbejaarde patiënt aangeeft geen voeding meer te kunnen verdragen, zal dit in het algemeen aanvaard moeten worden. De patiënt raakt 'op'. Het kaarsje gaat langzaam uit. In deze gevallen is het raadzaam om voorzichtig te zijn met een vocht-infuus of met een voedingssonde. Want de kunstmatige toediening van vocht en voeding kan er toe bijdragen dat de patiënt meer last krijgt van benauwdheid, pijn en angst. Daarmee worden de nadelen groter dan de voordelen.

Bewust versterven

De bewuste keus tot versterven, omdat de huisarts niet wil meewerken aan euthanasie, wordt door ons nadrukkelijk afgewezen. De patiënt gaat dan over zijn eigen leven beschikken, want ons inziens in strijd is met de beschermwaardigheid van het leven. Tegelijk beseffen we wel dat de last van het ouder worden groot kan zijn. De voortdurende beperkingen, de afhankelijkheid van anderen, de ongemakken en eenzaamheid kunnen de ouderdom verzwaren. Dit vraagt om warme en intensieve zorg, zodat de patiënt zich gedragen weet, ondanks alle beperkingen en ongemakken. We hopen dat wanneer de huisarts, de directe verzorgenden en familieleden een mantel (een 'pallium') van geborgenheid om zo'n patiënt heen leggen, de vraag om euthanasie overbodig maakt.

Te weinig zorg

Wanneer iemand versterft als gevolg van 'te weinig handen aan het bed' of 'te weinig deskundigheid aan het bed', dan moet dit natuurlijk het onderwerp zijn van gesprek. In die gevallen is het raadzaam om na te gaan wat een zorginstelling aan zorg behoort te leveren en welke taken de familie van de patiënt kan overnemen. Het mag niet zo zijn dat iemand uitdroogt als gevolg van te weinig of ondeskundige zorg! Mogelijk kan een instelling, met een laag deskundigheidsniveau op dit terrein, deskundigheid inhuren van een nabijgelegen instelling of organisatie.

Uitdrogen zorgt niet voor lijden

In dit verband is het belangrijk om te beseffen dat het uitdrogingsproces bij versterven niet lijdensvol is. Integendeel. Een patiënt die geleidelijk uitdroogt heeft in het algemeen weinig klachten. Het geven van kunstmatig voeding en vocht kan daarentegen wel problemen oproepen, zoals benauwdheid (vocht achter de longen, als gevolg van het infuus). Daarom is het in deze situaties beter om niet kunstmatig vocht en voeding toe te dienen, maar wel het gewone eten en drinken te stimuleren.
De situatie is totaal anders wanneer een oudere een longontsteking krijgt. Tijdelijke vochttoediening, in combinatie met het geven van een antibioticum, kan dan zinvol zijn. In die gevallen is het inbrengen van een infuus soms noodzakelijk. Datzelfde geldt wanneer de patiënt een beroerte krijgt of andere ziekte oploopt. Tijdelijke vochttoediening kan iemand door de moeilijke fase heen helpen.
Wanneer iemand dorst aangeeft kan dit het beste worden bestreden door kleine slokjes te drinken of door de lippen met een washandje of gaasje vochtig te houden. Dan verdwijnen de dorstgevoelens.

Waardoor ontstaat verwarring?

Soms veroorzaken medewerkers van ziekenhuizen op dit punt verwarring door snel het woord 'uitgedroogd' in de mond te nemen. Als een oudere in een ziekenhuis wordt opgenomen, blijkt soms uit bloedonderzoek dat de nierfunctie achteruit is gegaan. Door iemand weer extra vocht te geven, bijvoorbeeld via een infuus, kan de nierfuncties verbeteren. Als de patiënt of de familie vervolgens hoort 'uw moeder was uitgedroogd', wordt soms ontstemd naar het verpleeg- of verzorgingshuis gekeken (waar moeder woonde), omdat ze haar te weinig drinken zouden aanbieden.
Dat laatste kan natuurlijk een terecht verwijt zijn, maar soms is de patiënt zelf de oorzaak van dit probleem. Hij of zij wil niet meer drinken omdat het lichaam er niet om vraagt. Het infuus, dat de patiënt in het ziekenhuis heeft gekregen, vormt dan slechts een tijdelijke oplossing. Want wanneer het infuus wordt verwijderd, zal de nierfunctie geleidelijk weer verslechteren. In die gevallen blijft het belangrijk om voldoende eten en drinken aan te bieden, maar tenslotte zullen we moeten accepteren dat iemand te weinig eet of drinkt. Dan overlijdt de patiënt niet omdat hij of zij te weinig drinkt, maar drinkt hij of zij te weinig omdat het lichaam 'op' is.

J.H. Koningswoud-ten Hove, Dirksland
dr. A.A.Teeuw, Ridderkerk